Eerste fragment!
Er woonde ooit een klein meisje in een gelukkig dorp, maar ze deed iets verschrikkelijks, wat zelfs de goden niet konden accepteren.
De goden verbanden haar naar het Oneindige Woud om haar te leren over haar misdaden en zonden. Ze namen al haar kennis van haar af en lieten haar niet eens haar eigen naam houden.
Het Oneindige Woud is geen veilige plek. Na zonsondergang kruipen wezens van de dood en ellende uit de schaduwen om alles te verslinden wat in hun pad komt.
Ze werd wakker, haar hoofd bonsde en ze had een grote, gapende wond op haar onderarm. Haar jurk was gescheurd en doorweekt met het bloed dat uit haar arm sijpelde. Het enige dat ze zag was het langzaam verdwijnende licht van de ondergaande zon. De bomen werden donkerder met de minuut en het meisje wist instinctief dat als ze wilde blijven leven, ze moest gaan rennen en zoeken naar een veilige plek.
Maar waar was ze? Wie was ze? Waarom was ze hier?
Ze stond op en begon te rennen, wegduikend voor de takken die haar in haar gezicht sloegen. Het brandde in haar gezicht, maar ze wist dat als ze nu zou stoppen, ze niet meer de energie zou hebben om weer te rennen.
Ze viel meerdere keren, maar elke keer kwam ze weer omhoog en rende eindeloos verder. Haar hart klopte in haar keel en ze hijgde, snakkend naar adem terwijl ze door bleef rennen. Ze wist niet waar ze heen moest, maar de zon was onder gegaan en dat gaf haar absoluut geen goed gevoel.
Ze hoorde fluisteren en lachen om haar heen.
“Wat zielig…”
“Haar straf zal jaren duren…”